Dubbel bedrog – 1033 woorden

Dubbel bedrog verscheen eind 2013 in de verhalenbundel ‘Van A tot ZZ – 20 verhalen voor 2014’ van het Zinniger Zinnen-forum

Dubbel bedrog

02.00 uur
Gehurkt wacht ik in de bosjes naast de caravan. Na het sluiten van de kantine heeft een doodse stilte bezit van het campingterrein genomen. Uren zit ik hier al. Geduldig wacht ik. Mijn handen omklemmen de schop die ik naast de caravan vond. Het voelt goed om een wapen te hebben.
Gerard. De gedachte aan hem doet de woede weer oplaaien. Op de wreedst mogelijke manier bedroog hij me, en nu had hij het lef om 200 kilometer van mijn huis op te duiken. Op een camping nota bene, ultiem burgerlijk en avontuurloos voor een man die beweerde te leven voor ontberingen.

02.14 uur
Tijd om na te denken, weer de pijn te voelen van het gat dat Gerard achterliet. Zijn reisgenoten hadden gezien hoe zijn kano in een stroomversnelling omsloeg; alleen de brokstukken werden teruggevonden.
De eerste maanden koesterde ik nog hoop. Ze zouden hem vinden, vermagerd, uitgeput, maar in leven. Gerard wist hoe dat moest, overleven. Hij was het soort man dat zich niet liet kisten.
Na drie maanden druppelden de eerste condoleances binnen terwijl hij, ooit jeugdkampioen wildwaterkanoën, niet kon zijn omgeslagen; hij moest nog leven. Aangespoeld in een onherbergzaam gebied misschien, maar met zijn kennis van overlevingstechnieken kon hij toch niet zomaar verdwijnen?
De politie wilde het dossier sluiten. Ik was vastberaden Gerard, in ieder geval op papier, in leven te houden. Met foto’s van zijn expedities naar de Noordpool, jungles en de toppen van de Mount Everest en Kilimanjaro toog ik naar het politiebureau en ik kreeg mijn zin.

Vanavond ging de telefoon. De vrouw beweerde me te kennen, ze woonde ten tijde van Gerards verdwijning in de buurt. De zaak had haar erg aangegrepen.
‘Ik heb uw man gezien, mevrouw. Ik ben geen bemoeial, maar na al uw verdriet, vind ik dat u moet weten waar hij is en dat hij een andere vrouw ziet.’ Ze had hem herkend in een supermarkt.
Tien minuten staarde ik als verdoofd naar de telefoon. Ik wist niet wat me bezielde toen mijn handen daarna mijn handtas pakten en ik met trillende vingers het opgegeven adres in mijn autonavigatiesysteem typte. Twee uur rijden slechts. Tegen middernacht zou ik terug kunnen zijn.

02.35 uur
Waar blijft Gerard nou? De vrouw had zo zeker geklonken aan de telefoon.
Drie maanden na Gerards verdwijning huurde ik Marty in als privé-detective. Marty was een vriend van Gerard, dus een ervaren expeditietype. Dagelijks hadden we contact, hij vanuit El Sandarvo of hoe die verachtelijke streek in Equador ook heet, en ik thuis, vanuit het veel te grote landhuis.
Ik mocht Marty graag, altijd al. Door onze gezamenlijke queeste groeiden we naar elkaar toe en het werd moeilijk om afstand te houden. Steeds minder praatten we over Gerard, steeds meer over elkaar. Van het één kwam het ander en Gerard verdween langzaam naar de achtergrond.
Toen kwam mijn nieuwe minnaar met foto’s. Foto’s van Gerard in Tokio, Gerard gearmd met een blondine, met een brunette. Gerard krantlezend in een MacDonaldsfiliaal.
Marty zuchtte. ‘Het spijt me, maar de krant verscheen een half jaar na zijn dood.’
Het was dubbel bedrog, want Gerard en ik waren nog steeds getrouwd.
Op mijn verzoek werd zijn politiedossier gesloten, waarna ik officieel weduwe werd. Een jaar later trouwde ik met Marty. Op de één of andere manier voel ik me aangetrokken tot stoere één-met-de-natuur-types.

Het telefoontje van de vrouw verlamde me. Gerard was in de buurt. Zou hij zijn geld komen opeisen, of misschien zelfs het huis? Zijn overlijdensrisicoverzekering had een klein kapitaal uitgekeerd dat inmiddels grotendeels was uitgegeven.
Marty zou woedend zijn; ook zijn luxe leven stond op het spel. Gelukkig was hij een week geleden afgereisd naar één of andere pas ontdekte Incastad. Maar zodra meer mensen Gerard zouden herkennen…
Een plan vormde zich. Niemand zou er achter komen als ik… Beschaamd had ik uit het raam gestaard, maar mijn hersenen bleven efficiënt doorwerken.
Wie zou erachter komen? Hij was toch al dood. Was het voor mij, voor iedereen, niet beter als hij dat bleef?

03.02 uur
Ik heb het koud. Spiedend kijk ik om me heen, wachtend op dat ene geluid dat zijn komst zal aankondigen. De schop ligt onzichtbaar voor me. Dreigend, wachtend om gepakt te worden. Verbeten zuig ik op mijn laatste pepermuntje terwijl ik mijn knellende pumps uittrek. Ik moet ze straks niet vergeten.

03.34 uur
Ik schrik wakker. Een vrouwenlach schalt door de nacht, gevolgd door het ‘sst’ van een man. Hij is het. Ik voel het gewoon.
Een donker silhouet doemt op, zijn arm om een giechelende tweede. Ik bevries bij de vertrouwde aanblik van de breedgeschouderde, gedrongen figuur met de jagerspet die al zijn expeditievrienden dragen. Ik snuif de geur van dure sigaren op vermengd met alcohol en Old Spice. Het doet pijn om hem te zien. Dubbel pijn, omdat hij die slet heeft meegebracht. Onzeker tasten mijn vingers naar de schop.
Kan ik het? Ik denk aan Marty, aan onze toekomst en het geld dat Gerards dood heeft opgeleverd. Moet ik dat terugbetalen?
Het moet gebeuren.
Hij valt zodra de schop met een misselijkmakende klap zijn achterhoofd raakt. Zij gilt en rent weg. Na enkele klappen blijft Gerard doodstil liggen. Nu moet ik wegwezen. Leunend op de schep wring ik me in mijn pumps.
‘Hallo dame,’ zegt ineens een mannenstem. Een zaklamp beschijnt mijn gezicht, mijn borsten en dan de bebloede schop naast me. De man gilt het hele campingterrein wakker en nog geen tien minuten later word ik in een politiewagen afgevoerd.

Twee dagen daarna identificeer ik Gerard in het mortuarium aan de hand van enkele persoonlijke bezittingen. Ze hadden hem onder de caravan gevonden, waarschijnlijk doodgeslagen met dezelfde schop waarmee ik…
‘Het ziet er slecht voor u uit, mevrouw,’ zegt de agent. ‘We hebben ook uw tweede slachtoffer geïdentificeerd en u wordt aangeklaagd voor dubbele moord.’
Met een stijf glimlachje vouwt de agent het laken op een tweede baar ietsje terug. Ik knipper met mijn ogen, kan niet geloven dat Marty daar zo stil en bleek ligt.
‘U kent het slachtoffer?’
Ik schud mijn hoofd. ‘Nee, dit is mijn man niet. Marty zit in Mexico.’
Weer schenkt de agent me een stijf glimlachje.

© 2013-2023, Danitsja Kors