De voorstelling – 488 woorden

Met dit verhaal won ik de Zinniger Zinnen schrijfwedstrijd van 2018
Het thema van de wedstrijd was ’tegenstelling’

De voorstelling

Zodra Dracul het podium opstapt, lijkt een duisternis zich door de zaal te verspreiden. Het kost me moeite om in Dracul mijn vroegere buurjongen te herkennen. Jim lijkt amper ouder te zijn geworden en is nog even sprieterig als vroeger, maar zijn houding is anders. Zelfverzekerder. Niet die muisachtige, schrikachtige jongen van vroeger. Jim ìs Dracul en ik ben onder de indruk.
Hoewel ik achter in de zaal zit, heb ik zelfs een paar keer het idee dat Dracul me recht aankijkt, maar met die felle podiumlichten kan hij me onmogelijk zien.
Op de kleuterschool speelden Jim en ik vaak samen. Op de lagere kreeg ik andere vrienden en werd hij zo’n beetje het pispaaltje van de klas. Het laatste wat ik van hem hoorde, was dat hij vroeg trouwde en een baan moest zoeken, terwijl ik de stad uit ging om te studeren. Ik vond hem altijd een mislukkeling.
Behalve nu. Het toneelstuk en de spelers zijn zeldzaam goed. Ik ben blij dat ik niet op mijn hotelkamer ben gebleven, zoals meestal als ik op zakenreis ben. Wanneer ik me met de stroom mee de zaal uit laat voeren, heb ik nog pijn in mijn handen van het applaudisseren.
Tot mijn verbazing staat de hele cast in de lounge om handtekeningen uit te delen. Jims ogen lichten op als hij me ziet. Ze zijn donkerder dan de muisgrijze kijkers die ik me herinner. ‘Bernd Fonker,’ zegt hij. ‘Wat een aangename verrassing.’ Hij zet zijn handtekening en kijkt me doordringend aan. ‘Heb je zin om zo backstage wat bij te praten?’
‘Ja, leuk.’ Iets anders heb ik toch niet te doen. Bij de bar bestel ik koffie en ik wacht tot de lounge leegloopt.
Het meisje dat de rol van Drusilla speelt, neemt me even later mee backstage. Ze klopt op een deur waarop in zeer grote letters de naam van mijn vroegere buurjongen staat.
Jim knikt als ik binnenkom. Hij draagt nog steeds zijn cape en make-up.
‘Wat toevallig,’ zeg ik. ‘Ik ben op doorreis en zag je naam op de poster.’
‘Toeval bestaat niet,’ zegt Jim.  ‘Ga zitten.’
Ongemakkelijk neem ik plaats op een wankel krukje tussen het plastic skelet en de doodskist die zojuist nog op het podium stonden.  ‘Lang niet gezien,’ zeg ik als Jim blijft zwijgen. ‘Het laatste wat ik hoorde is dat je was getrouwd.’
‘Was,’ zegt hij.
‘Gescheiden?’
Hij schudt zijn hoofd. ‘Ze is dood.’
‘O, wat erg.’
Hij haalt zijn schouders op. ‘Ik doe even mijn lenzen uit,’ zegt hij. ‘Ze beschermen me tegen het felle podiumlicht. Hoe is het met jou? Getrouwd?’
‘Gelukkig niet. Ik ben op zakenreis voor mijn bedrijf.’
‘Alleen?’ Zijn ogen hebben weer de muisgrijze kleur die ik me herinner.
‘Je mag je gebit ook wel uitdoen,’ zeg ik amicaal. ‘Dat praat vast gemakkelijker.’
Jim grijnst. ‘Het gebit kan niet uit. Maar laten we iets drinken. Na een voorstelling heb ik altijd vreselijke dorst.’

© 2018-2023, Danitsja Kors